In deze rubriek wordt de geschiedenis van Sint-Truiden beknopt geschetst. Het gaat over mijlpalen en trends maar evengoed over anekdoten.

Stichting van de stad
Het West-Romeinse rijk en daarmee de Romeinse beschaving was in 476 gevallen. De Salische Franken waren een Germaanse volksstam die hun leefgebied hadden ten westen van de Rijn. Op het einde van de 4e eeuw vervulden de Franken een voorname rol in de defensie van het Romeinse rijk en bekleedden ze belangrijke militaire posten. In 481 volgde Clovis zijn vader op als koning van de Franken. Hij zou bekend komen te staan als een veroveraar en de stichter van Frankrijk. Hij nam de christelijke godsdienst aan en liet zich dopen. Met Clovis hadden stilaan ook zijn Frankische onderdanen zich tot het christendom bekeerd.
Op de rechteroever van de Cicindriabeek op enkele kilometers ten noorden van de heirbaan Tongeren-Tienen had zich een bewoningskern gevormd, Sarchinium (Zerkingen) genoemd. Rond 660 stichtte de frankische edelman Trudo daar een monnikengemeenschap. Trudo stamde uit een aanzienlijke familie met leengoed in deze streek. Het was ook de tijd van Pepijn van Landen. In die tijd ontstonden ook abdijen in Nijvel, Gent, Antwerpen, Ronse, Soignies, …
Er waren vrijen, vrijgelatenen en slaven. Alleen de vrijen hadden de macht in handen. Ze bezetten sleutelposten, namen het militaire bevel waar en oefenden de rechterlijke macht uit. De machthebbers vormden een echte landaristocratie die talrijke uitgestrekte landerijen bezaten. De vrijen van lagere rang waren vastgekluisterd aan het domein van een grootgrondbezitter waarin zij enkele lapjes grond in eigendom hadden. Verder waren er de vrijgelaten slaven die de meester die ze had vrijgekocht een jaarlijks tribuut waren verschuldigd. Het aantal slaven schijnt in deze periode talrijk te zijn geweest. Het merendeel was tot landarbeid gedwongen.
De grote landbouwexploitaties of villae bevonden zich in de leemstreken: Haspengouw, Zuid-Brabant en Henegouwen.

Stad en abdij komen tot bloei tijdens de Middeleeuwen
Het Frankische rijk werd verdeeld. Sint-Truiden kwam terecht in Lotharingen. Het leenstelsel of feodaal stelsel kwam in voege. Daarin kregen leenheren zoals graven meer macht. Haspengouw kwam terecht in het graafschap Loon onder het prinsbisdom Luik die op zijn beurt deel uitmaakte van een los verband met de naam het Heilig Roomse Rijk der Duitse natie. Sint-Truiden heeft moeten weerstaan aan de inval van de Noormannen die de abdij in 883 verwoestten.

De graaf van Loon belaagde de stad vanuit Brustem. Vele pogingen om de stad te veroveren mislukten. Vanaf 1190 was de graaf van Loon wel voogd van Sint-Truiden geworden en was de stad Sint-Truiden dus onder het prinsbisdom Luik terechtgekomen. De abdij diende als vesting waar de ingezetenen van de stad bescherming konden zoeken bij belegeringen en plunderingen.

Het klooster groeide uit tot de abdij van Sint-Truiden. De nederzetting die bij het klooster ontstond, stond te boek als Oppidum Sancti Trudonis. De naam Zerkingen raakte geleidelijk in onbruik en de stad ging Sint-Truiden heten. De stad draagt als enige in ons land de naam van de heilige die aan haar oorsprong lag.
De economie was sterk zelfvoorzienend en vooral op de landbouw gericht. De middeleeuwse samenleving voorzag dat de horigen het land mochten bewerken in ruil voor bescherming. In ruil daarvoor moesten ze een deel van hun oogst afstaan en herendiensten verrichten, zoals het repareren van wegen en werken op het domein van de heer. Sint-Truiden ontwikkelde zich met zijn abdij ook tot bedevaartsoord. Door de vele pelgrims kwamen handel en dienstverlening tot bloei.

Kloosters waren heel belangrijk voor wetenschap en cultuur in de vroege middeleeuwen. Ze waren centra van kennis en van onderwijs, zowel voor toekomstige geestelijken als voor de zonen van de adel. Daarnaast gaven kloosters onderdak aan reizigers, zorgden ze voor de armen en zieken, en waren ze plekken waar nieuwe landbouwtechnieken en andere innovaties werden ontwikkeld.
De abdijkerk werd eerst rond 950 en een tweede keer rond 1060 groter herbouwd. De kerk werd echt groot met 100 meter lang en 26 meter breed. Hiervan zijn alleen de zware westtoren en delen van de crypte overgebleven.
In 1129 werd de eerst omwalling vervangen door een stenen vestingsmuur die werd uitgebouwd tot een indrukwekkende gordel van poorten en torens.

Gedurende vijf eeuwen was er ‘tweeheerlijkheid’: de bestuurlijke opdeling in twee machtsgebieden, een voor de abt en een voor de (prins-)bisschop. De scheiding tussen het geestelijke en het wereldlijke domein werd gevormd door de markt. Op deze scheiding werden in de 14e eeuw de hallen opgericht. In de late middeleeuwen waren vooral de lakennijverheid en de handel over lange afstand belangrijk voor Sint-Truiden.

Minder belangrijk na de middeleeuwen
De 15de eeuw was een woelige periode. In 1405 was er de belegering en inname van de stad door Hendrik de Horne van Luik. In 1467 vond de Slag van Brustem plaats: Karel de Stoute nam het op tegen het Luikse leger, met beleg en inname van de stad en verwoesting van de versterkingen tot gevolg. In 1489 belegerde Robert van der Marck, hertog van Bouillon en vorst van Sedan, Sint-Truiden.
Na de middeleeuwen verloor de stad aan belang.

In 1568 werd de stad ingenomen door Willem de Zwijger. In 1675 werd de vesting door de Franse zonnekoning Lodewijk XIV ontmanteld: de poorten werden opgeblazen, en de ommuring verdween geleidelijk. De enige restanten zijn de onderbouw van de Brustempoort en een gedeelte van de stadswal in de tuin der minderbroeders. Er bleven de groene vesten zoals we ze kennen.
hiernaast: de ondergrondse Brustempoort
Sint-Truiden was een van de goede Luikse steden. Dit werd gesymboliseerd door het perroen met de tweekoppige arend. De rest van Vlaanderen buiten ongeveer het huidige Limburg was buitenland. De bloeitijd onder de Bourgondiërs en onder Keizer Karel viel Sint-Truiden niet te beurt. De gruwel van de Spaanse inquisitie ging ook grotendeels aan ons voorbij. Omdat Sint-Truiden aan de rand van de gebieden van het prinsbisdom luik lag, kreeg het wel zijn deel van belegeringen en plunderingen.

De Oostenrijkse en de Franse periode
De stilstand van de stad Sint-Truiden duurde voort.
De atlas van Ferraris in opdracht van de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia en keizer Jozef II stamt van 1777. Het is een opmerkelijk gedetailleerd werk dat geheel de Oostenrijkse Nederlanden, het huidige België, omvatte.

De Franse revolutie was een feit geworden in 1789. De Franse revolutionaire legers veroverden onze streken. Ze brachten hun ideeën van moderniteit mee: scheiding van kerk en staat; scheiding der uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht; liberté, égalité, fraternité. Het anticlericalisme leidde tot de verkoop en plundering van de abdij en haar gebouwen en de verjaging van de monniken.

In Sint-Truiden werd de mythe gekoesterd dat Napoleon Bonaparte met zijn paard de trappen van de Keizerszaal opgereden zou zijn. Dit berust waarschijnlijk niet op waarheid, alhoewel hij wel in Sint-Truiden voorbijgekomen is.

In deze periode duikt de naam ‘de Pitteurs’ veel op in de stad Sint-Truiden en de omliggende dorpen. Deze familie van notabelen hebben meerdere kastelen bewoond: het Speelhof, de Commanderij van Ordingen en het kasteel van Brustem. Ze leverden ook meerdere burgemeesters van Sint-Truiden.

Suske de Poep en het Voorvelleken op de brandstapel wegens brandstichting
In 1784 werden twee zogenaamde bokkenrijders, Suske de Poep en het Voorvelleke levend verbrand wegens brandstichting van de ‘Gebrande Winning’. Francis Martens alias Suske de Poep en de Franse deserteur Jan Baptist Petit (het Voorvelleke) leefden in de achterstandswijk De Hel, achter de Sint-Gangulfuskerk.
De verhalen over de juiste toedracht lopen uit elkaar. Volgens één bron dankte Suske de Poep zijn bijnaam aan zijn innemende verschijning: de poepchique jongen met het mooie poepke. Alle meiden waren gek op hem. Zijn kompaan Petit droeg een voorvelleke, een lederen schortje. Volgens een andere bron kreeg Suske de Poep (60 jaar) zijn bijnaam omdat hij ooit getrouwd was met een “Poep van een vrouw” die stierf op bedevaart naar Compostella. Hij hertrouwde later met de dievegge Anastasia Kaky. Hij was een strodekker en leemplakker uit de Hel, de volkswijk achter de kerk van Sint-Gangelhof. Petit was een Franse deserteur van 70 jaar en droeg altijd een lederen schortje en kreeg daarom de bijnaam Het Voorvelleke.
De streek werd geteisterd door de Bokkenrijders, dievenbendes met aan het hoofd vaak ontwikkelde lieden die arme drommels het vuile werk lieten opknappen om bij de rijke boeren geld af te persen. Ze dreigden met brandstichting in een anonieme brief, vastgebonden aan de ring van de poort. De lemen boerderijen onder strodak waren een weerloze prooi. Volgens de legende zweefden de Bokkenrijders ’s nachts op bokken door de lucht. Het fenomeen verspreidde zich over de beide Limburgen. Het epicentrum van de Zuid-Limburgse Bokkenrijders was Wellen.
In het verhaal van Hendrik Prijs die er in 1942 over schreef, moesten Petit en Martens de eed van de Bokkenrijders afleggen: “Ik zweer God af en de duivel aan, aan wie ik mijn ziel beloof”. De twee Hel-bewoners legden hun eed af op de heide ’t Dekket in Zepperen. Daar werden ook de aanslagen beraamd.
Het Voorvelleke was op bedeltocht en ging ook een aalmoes vragen aan de poort van Nijsken Van Den Hove, maar de zoon van de pachter joeg hem weg met de bedreiging de honden achter hem aan te sturen. Uit wraak besloten Suske de Poep en het Voorvelleke een brandbrief of dreigbrief aan de klink van de poort vast te maken en de winning in brand te steken als er niet betaald werd. Ze voerden hun dreigement uit.

Het was de zoon van Het Voorvelleke die de twee kompanen bij de stadsmagistraat ging aanklagen. Ze werden onderworpen aan de ‘scherpe examinatie’ en gingen na foltering over tot bekentenissen. Hendrik Prijs legt de volgende woorden in de mond van Suske de Poep: “De grote winning stond, lijk de oogst in het veld, van de geweldige hitte der laatste dagen poederdroog en als te wachten op ons vonkje.”
Ze kregen de doodstraf. Volgens één bron werden ze levend verbrand op de brandstapel op de Grote Markt. Volgens de andere bron werden ze terechtgesteld aan het Gebrand Lindeken, richting Zepperen. In stoet ging het van de stad naar de plek achter het huidige piramide-schooltje van Bautershoven. Ze werden op twee passen van mekaar aan een balk geketend en in brand gestoken.
De vrouw van Suske de Poep werd van medeplichtigheid beschuldigd en eindigde haar leven aan de wurgpaal.

Landbouw en economie in de 19e en begin 20e eeuw
Napoleon had een blokkade tegen Engeland ingesteld na de nederlaag van zijn vloot bij Trafalgar. Alle import vanuit dat land viel weg waaronder rietsuiker. De suikerbiet werd gepromoot als alternatieve zoetstof. De eerste bietenveldjes verschenen toen in onze contreien. In 1834 startte baron Mellaerts een suikerfabriek langs de Tiense Steenweg in Sint-Truiden. Dat initiatief kreeg navolging in Bernissem en in Ordingen.
In 1852 telde Sint-Truiden vier suikerfabrieken die samen 875 mensen tewerkstelden. Naast de fabriek Mellaerts & cie verscheen er een raffinaderij. De vette klei van Zuid-Limburg leende zich goed voor deze teelt.
De suikerbaronnen namen deel aan de Provinciale Tentoonstelling in Sint-Truiden. Na 1910 zette zich een concentratie van suikerfabrieken in. In 1959 ging de suikerfabriek Mellaerts failliet.

In 1907 vond in Sint-Truiden de Provinciale Tentoonstelling van Limburg plaats. De troeven van Limburg op het vlak van landbouw, nijverheid, handel en cultuur werden uitgespeeld. Op het terrein van het station tot en met het stadspark verrezen tentoonstellingspaviljoenen, een grote feestzaal, restaurants, drankgelegenheden en kraampjes. Het Paleis der Mijnen en het paviljoen van de Duitse steenkoolmijnen waren de kroonstukken. Er werden verschillende congressen, concerten, eetfestijnen, sportmanifestaties en filmvoorstellingen gedaan. Ongeveer 500.000 mensen bezochten de tentoonstelling. Het hoogtepunt van de tentoonstelling was het bezoek van koning Leopold II. Het einde van de tentoonstelling werd gevierd met luchtballonnen, concerten en vuurwerk.

Sint-Truiden viel buiten de prijzen in het onafhankelijke België
België kreeg 9 provincies waaronder Limburg. Het duurde tot 1839 eer beide Limburgen gesplitst werden in Nederlands Limburg en Belgisch Limburg. Hasselt werd de hoofdstad van Belgisch Limburg omwille van de centrale ligging.
Op basis van de steenkoolontginning ontwikkelde zich een belangrijk industriebekken rond Luik dat ook veel arbeidskrachten uit Zuid-Limburg aantrok. Het Albertkanaal werd gegraven om Luik met de haven van Antwerpen te verbinden. Dit kanaal liep door het Midden van Limburg.
De spoorlijn vanuit Brussel naar Luik verliep over de kortste afstand. Landen en niet Sint-Truiden werd een belangrijk spoorwegknooppunt.

De verbinding over de weg van Luik naar Brussel liep wel over Sint-Truiden. Deze weg liep zoals bij alle steden aanvankelijk door het centrum van Sint-Truiden. Later kwam er een omleiding rond de stad tussen de verbinding richting Tienen en richting Luik, en tussen de verbinding richting Namen en richting Hasselt. Toen het hoofdwegennet veel later werd uitgebreid met het net van autosnelwegen om de gevaarlijke driebaanswegen te ontlasten, werd gekozen voor het tracé ten zuiden van de spoorlijn.

De vroege industrie in Limburg was metallurgie in Lommel en Overpelt en in Rotem en Reppel, en chemische basisindustrie in Tessenderlo. Toen de steenkoollagen in Limburg aan het begin van de 20e eeuw werden ontdekt, kwam de mijnnijverheid op gang in een band van west naar oost in Midden Limburg. Sint-Truiden kende geen belangrijke industrialisatie.

Broeders en zusters in zorg en onderwijs in de 19e en 20e eeuw
De katholieke zuil was in de negentiende en de twintigste eeuw flink uitgebouwd in Sint-Truiden, met vele instellingen in de zorg en in het onderwijs.
Zorg

In 1866 richtten de Broeders van Liefde Ziekeren op voor mannelijke psychiatrische patiënten. In de jaren 1200 stond op deze plaats al een ‘Ziekenheem’ (sieckenheem). Dat was een oord buiten de toenmalige stadsmuren waar de lepralijders werden verpleegd. Blijkbaar stond de benaming sieck in de Middeleeuwen voor melaats. De hoge muur rond de instelling moest vermijden dat patiënten zouden ontsnappen maar diende tevens om de lokale gemeenschap te beschermen tegen ongewenste indringers. Vandaag is het geheel een open instelling geworden.

Hun vrouwelijke lotgenoten werden in het stadscentrum opgevangen in het psychiatrisch centrum van de Zusters van Liefde of de Witzusters. In 1841 zijn de gebouwen opgeleverd en later werd het complex afgesloten met een muur. De witzusters gaven aanvankelijk ook onderwijs aan meisjes tot 14 jaar in de huishoudschool. In de jaren 1950 ging het aantal leerlingen snel achteruit en in 1966 sloot de school haar deuren. Ze startten met bijzonder lager onderwijs. In 1969 verhuisde deze school naar het Berchmanshuis.
De gebouwen met klooster en kapel hebben plaats gemaakt voor het winkelcentrum de Cicindriawijk dat inmiddels zijn beste tijd gehad heeft. De psychiatrische kliniek verhuisde naar een campus buiten de stad en heette Sancta Maria.
De psychiatrische instelling van Ziekeren fusioneerde later met Sancta Maria in Asster met twee campussen. Thans is er een nieuwe fusie van Asster met andere psychiatrische instellingen in Myca.

In 1929 werd er door de Commissie van Openbare Onderstand beslist een weeshuis te bouwen langs de Gorsemweg. Het Sint-Lutgardisgesticht werd in 1934 in gebruik genomen. De zusters openden er in hetzelfde jaar ook de Sint-Ritaschool met kleuterafdeling en lagere meisjesschool. Het weeshuis sloot in 1976, waarna het O.C.M.W het gebouw overdroeg aan de stad. Sinds 1980 is er de Academie voor Beeldende Kunsten gevestigd.

De minderbroeders vestigden zich waarschijnlijk in 1226 in Sint-Truiden, het jaar waarin de ordestichter Franciscus van Assisi overleed. De paters voorzagen als leden van een bedelorde in hun onderhoud door middel van aalmoezen. Aan het begin van vorige eeuw waren de Sint-Truidense minderbroeders ook in de wereld aanwezig als missionarissen. Ze hielden zich onder andere bezig met daklozenopvang, ziekenverpleging en bluswerkzaamheden bij brand. Rond 1257 begon de bouw van het klooster aan de stadswal. De eerste kerk van 1258 werd in 1730 gesloopt en vervangen door de huidige barokke kerk. Na de komst van de Fransen werd het klooster in 1797 opgeheven. In 1830 heropende het klooster. De kerk werd door het bisdom in 2019 in erfpacht gegeven aan de stad.

Bidden
Het Clarissenklooster in de Diesterstraat werd reeds in 1539 opgericht door de Sepulchrienen (zusters van het Heilig Graf). Sinds 1851 is het bewoond door de Clarissen. ‘Eikes naar de Clarissen dragen’ werd gedaan om hen te laten bidden voor de goede afloop van een of ander. De laatste Clarisssen zijn enkele jaren geleden verhuisd. Er is een bouwproject gerealiseerd in de tuin van de Clarissen.

Onderwijs
In 1912 bouwden de Aalmoezeniers van de Arbeid in Sint-Truiden de Vakschool. De school is verhuisd naar de overzijde van het station. De gebouwen staan leeg en wachten nu op een nieuwe bestemming die hen zal behouden of niet.

Er was de broedersschool in de Ridderstraat die afgebroken is en waar straks het woonproject ‘de tuin der broeders’ verrijst.
Het Heilig Graf in de Plankstraat komt ook leeg in afwachting van een project met bouw van appartementen.
De abdijgebouwen herbergden eerst het klein seminarie dat oorspronkelijk bedoeld was voor opleiding tot het priesterschap en later vooral als een middelbare school met internaat. Later was er ook het College gevestigd dat middelbaar onderwijs aanbood voor jongens en daarna ook voor meisjes, en een lagere school.

In 1850 streken de zusters Ursulinen neer in Sint-Truiden. Ze namen hun intrek in het bestaande refugiehuis van Averbode aan de Clockemstraat. Ze begonnen er met onderwijs voor meisjes. Ze waren ook belangrijk voor het kunstambacht van het kantklossen. Toen de school daar werd gestopt, werden de gebouwen omgebouwd tot sociale woningen. De laatste twee zusters verlieten het klooster in Sint-Truiden in 2023.

Omstreeks 1920 werd aan de Diestersteenweg buiten de stad de tuinbouwschool van ‘Broeder Louis’ opgericht die voorzag in een vakopleiding voor toekomstige fruittelers. Thans is het een bredere middelbare school.
In Velm was er de school Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans, gesticht in 1881. Het was oorspronkelijk een weeshuis en ook een kleuter -en lagere school en een kostschool en technische school. Vanaf 1944 was er ook een regentaat. Na het stopzetten van de school in 1996 werd een deel een sociale woonkijk met behoud van een muur; het deel met het kasteeltje werd later de campus van het woonzorgcentrum Triamant.

Op Saffraanberg richtte de kloosterorde van de Ursulinen aan het begin van vorige eeuw een kostschool op voor meisjes uit bemiddelde Europese families. Hieraan kwam al bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog een einde. Nadien werd het domein en gebouw door de staat aangekocht om er opleidingen voor het leger in onder te brengen.

Het kasteel van Zepperen was reeds opgericht in 1425 en werd achtereenvolgens klooster, kasteel, klooster en tenslotte school. In 1920 kochten de Assumptionisten het van de Kartuizers. Het Aloysiusinstituut, aanvankelijk bedoeld als kleinseminarie voor de opleiding van priesters, ontwikkelde zich geleidelijk van een humaniora tot een brede opvoedingsstek met ook beroepsgerichte en technische opleidingen. Het is nu een onderdeel van Haspo.

Velodroom Vissengat en later zwembad ‘de Pist’
De wielerbaan van ‘het Vissengat’ werd in 1911 geopend. Rond dit tijdstip ontstonden in ons land meer wielerbanen. Op de plek waren er vijvers die dienst deden als zwembad. Eigenaar Leonard Hommers liet zich door wielerliefhebbers en sportafgevaardigden overtuigen om rond de vijvers een aarden piste aan te leggen voor nog meer vertier. Een schot in de roos, maar de Eerste Wereldoorlog verstoorde de pret. In de jaren 1920 herleefde de piste. Hommers kreeg de hulp van wielerliefhebbers die bochten aanbrachten en een podium en een kiosk bouwden. Afhankelijk van de bron onderging de piste in 1928 of 1931 een houten ondergrond.

De houten 300 m piste op ’t Vissegat was in zijn bloeiperiode één van de snelste wielerpistes ter wereld. In 1933 kreeg de piste van Sint Truiden wereldberoemdheid toen de Fransman Maurice Richard er het werelduurrecord verbeterde. Later in de jaren dertig van de vorige eeuw kreeg de wielerbaan het moeilijk onder meer door de groeiende populariteit van het voetbal. In 1938 werd de velodroom aan ’t Vissegat opgebroken.
Later werd er op deze plek het allereerste openbaar zwembad van onze stad gebouwd met het water dat overliep in de vijvers van het park. Nog later maakte de wielerpiste plaats voor een slotgracht waar men met bootjes kon varen. Oudere Truienaren kunnen zich nog het zwembad van ‘de Pist’ herinneren. Er was toen nog minder aandacht voor hygiëne. In het midden van de zomer was het zwemwater ondoorzichtig en groen.

Langs het zwembad werd het eerste tennisplein van Sint-Truiden aangelegd. Tennisclub Leopold was aanvankelijk vrij elitair zoals toen alle tennisclubs. Omstreeks de jaren 1980 democratiseerde de club en breidde ze haar ledental uit. De tennisclub verhuisde naar naast het LAGO- zwembad, appartementen nemen nu de plaats in.

Wereldoorlog II en nadien
Het militair vliegveld van Brustem was een initiatief door het Belgisch leger en werd uitgebouwd door de Duitsers onder W.O.II. Na de oorlog werd het terug een luchtmachtbasis van het Belgisch leger als vervolmakingscentrum van de Belgische Luchtmacht tot in 1996.
Het nabijgelegen In Saffraanbeg herbergde de opleiding voor onderofficieren.
Defensie was een belangrijke werkverschaffer in Sint-Truiden.
De veemarkt had een lange en rijke geschiedenis die teruggaat tot in de vroegste Middeleeuwen. De Grote Markt van Sint-Truiden diende daarvoor. De varkens verhuisden zo’n 500 jaar geleden naar de verrekesmerrek: het Minderbroedersplein. In 1964 verhuisde de veemarkt naar de Speelhoflaan.

De stad Sint-Truiden was lange tijd begrensd door de oude stadsvesten. Sint-Pieter en Schurhoven bestonden als parochies buiten het eigenlijke centrum. Rond de eeuwwisseling was er een nieuwe ontwikkeling rond de Prins Albertlaan. De eerste expansie via woonverkavelingen gebeurde in de jaren 1930 toen een grote sociale woonwijk werd gebouwd in Nieuw Sint-Truiden. Na de tweede wereldoorlog breidde Sint-Truiden enorm uit. In de jaren 1970 werd de sociale woonwijk van Nieuw Sint-Truiden uitgebreid in de richting van het kerkje van Guvelingen en werden er ook bouwgronden aangeboden via sociale verkaveling. In Terbiest en Bernissem en in Ordingen werden grote verkavelingen gerealiseerd en aan weerszijden van de Montenakenweg werden woonwijken gebouwd.
hiernaast: de Middenlaan in de eerste sociale woonwijk

Sint-Truiden was achtergebleven bij de industrialisatie die in Vlaanderen plaatsvond in de jaren 1950 en 1960. In 1960 werd op het Schurhovenveld een industriezone aangelegd. Daar kwam de vestiging van MONROE. Later werd de naam Tenneco. De komst van de fabriek van VOLVO was zeer wel gekomen aan het begin van de jaren 1970 want bracht hoognodige werkgelegenheid. Het werd later VCST. De ontwikkeling van Brustem Bedrijvenpark kwam er toen de luchtmachtbasis werd opgeheven.

In 1977 vond een grote gemeentefusie plaats. De vroegere aparte gemeenten bestaande uit de kerkdorpen Brustem met Aalst en Ordingen, Duras met Wilderen, Runkelen en Gorsem, Gelmen met Gelinden en Engelmanshoven, Kerkom, Velm, Zepperen en Kortenbos werden bij Sint-Truiden gevoegd. Melveren, Halmaal, Bevingen waren al langer deel van de gemeente Sint-Truiden.
Mijn auto, mijn vrijheid
Vanaf het midden van vorige eeuw kende de auto een snelle opgang. ‘Mijn auto, mijn vrijheid’. De stad Sint-Truiden werd zoals andere steden ingericht op meer autoverkeer. De Grote Markt werd een verkeerscarrousel. Dubbel en zelfs driedubbel parkeren werd in de Luikerstraat gedoogd in de tijd van de Far West. In 1989 werd de Luikerstraat heringericht en de rijstrook versmald. Het stadsbestuur zou geen dubbelparkeren meer dulden. Armand Schreurs haalde een telefoongrap uit met Jef Cleeren. Hij deed zich voor als iemand die kwam leveren aan een winkel en die niet meer mocht dubbelparkeren zoals vroeger.

Volkse figuren
Bert Joachims (1923 – 1989), alias Bèr Joek, had een snoepwinkeltje, was krantenbezorger en was ook koster in de hoofdkerk. De doorsteek van de Schepen Dejonghstraat naar Tichelrij heet de Bèr Joek-steeg.

Jef Cleeren (1934 – 2021) was vijftig jaar lang actief in de Truiense politiek waarvan 17 jaar als burgemeester. Hij was ook heel actief bij STVV. “Zeg maar Jef” was bekend in heel Vlaanderen.
De abdijtoren voor, tijdens en na de brand van 1975

De fruitteelt
Het prille begin
In de eerste helft van de 19e eeuw was de fruitteelt nog onbeduidend. De fruitweiden waren rond de dorpen aangelegd en gaven het vee beschutting en beschermden de dorpen tegen weer en wind. Het waren voornamelijk grootgrondbezitters die eigenaars waren van de landbouwgrond en die zich met het fruit inlieten en die het op stam verkochten. Het was vooral voor lokaal gebruik bedoeld. Later gingen leurders het fruit in andere delen van België aan de man brengen.

In deze situatie kwam verandering toen goedkoop Amerikaans graan massaal werd ingevoerd en de boeren de fruitteelt als alternatief voor de teelt van andere landbouwgewassen gingen beschouwen. De eerste Belgische regeringen ondersteunden deze ontwikkeling onder andere via het onderwijs.
Tussen de twee wereldoorlogen kwam een internationale handel op gang. Kersen werden via het spoor naar de havens vervoerd en via schip naar de Engelse markten van Londen en Hull gebracht. Het fruitspoor tussen Sint-Truiden en Borgloon was toen een belangrijke nieuwe infrastructuur.

Koeling bestond nog niet. Het fruit werd ingekuild om het te bewaren.

De verkoop van het fruit door de telers gebeurde in Sint-Truiden op de markt.

In het begin werd het fruit in bulk aangevoerd, in zakken. Later volgden veel soorten verpakkingen: van afgeronde cageots naar rechthoekige zware en grote kisten.
Het telen van fruit was tot dan toe nog op hoogstam. Vanaf de jaren 1930 bereikte de laagstam ons land vanuit Amerika. De invoering van deze innovatie werd aangemoedigd via premies. De omschakeling gebeurde zeer geleidelijk. Laagstamaanplantingen betekende professionalisering van de fruiteelt en ook monocultuur. Gewasbescherming tegen schurft en andere ziektes en tegen insectenplagen deed zijn intrede met sproeimachines.

Na de tweede wereldoorlog
Onmiddellijk na de tweede wereldoorlog werden de veilingen gesticht. In Sint-Truiden ging het om de Veiling Haspengouw aan de Tongerse steenweg en de Fruitcentrale aan de Montenakenweg. De verkoop verliep via de veilingklok.
In het onderwijs zag de tuinbouwschool van broeder Louis het levenslicht. Het Opzoekingstation van Gorsem kwam voor wetenschappelijke begeleiding zorgen, met de waarschuwingsdienst die telers waarschuwden wanneer een behandeling moest plaatsvinden.
Het hardfruit met vooral appelen en ook peren was het domein van de professionele teler geworden. Het zachtfruit gaf ook gelegenheidstelers kans om een centje meer te verdienen: vooral aardbeien en ook frambozen en rode bessen. De aardbeien werden eerst enkel geteeld in de volle grond, later meer onder plastiektunnels. De pruimenteelt kwijnde langzaam weg. Iets typisch bij de kersenteelt was de vogelvraat. Kanonnen knalden om de spreeuwen te verjagen. De hoge kosten bij het plukken in de hoogstammige bomen deden de kersenteelt krimpen. In de jaren 1970 werden veel krieken aangeplant.
De groei van de professionele fruitteelt leidde tot expansie van de veilingen die nieuwe initiatieven namen in verpakking, in het benadrukken van kwaliteit, in sorteren, in koelhuizen. De export groeide ook. Het Duitse Ruhrgebied werd een belangrijke afzetmarkt. Het belang van de supermarkten groeide. Een schaalvergroting in de handel was het gevolg. De verpakking werd kleiner en vol hout werd geperst hout en karton.Kleinverpakking deed zijn intrede. Ook onder de fruitproducenten was er een steeds verdere schaalvergroting: steeds minder maar grotere bedrijven.

Op vlak van promotie van ons fruit waren er destijds de huisvrouwenavonden, later de schoolappel-actie. Ons fruit werd vertegenwoordigd op buitenlandse beurzen. Er werden keurmerken ingevoerd. Kerstveilingen werden vanaf 1949 gehouden.

Het belang van appelteelt was flink gegroeid via één ras, de Golden Delicious. De Europese markt werd verzadigd en kreeg concurrentie vanuit het zuidelijk halfrond, eerst in de periode van het jaar dat het fruit hier niet of met verminderde kwaliteit op de markt was. De bewaartijd nam toe. Ook in het zuidelijk halfrond verbeterde de bewaring zodat de concurrentie gedurende het hele jaar liet gevoelen. De consument vond de Franse Golden superieur aan de Belgische Golden. Dit alles leidde tot de ‘Golden’ crisis van de jaren 1970 -1980. Europa stelde de interventie in: een groot deel van het overaanbod werd uit de markt genomen en de telers kregen een vergoeding. Appelen werden veevoer en werden zelfs gewoon op gronden gestort en vernietigd.
Voor de appelen kwam de redding via de Jonagold: een appel die geliefd werd door de consument. Fruitbedrijven richtten zich ook meer op de perenteelt waar de bewaarpeer Conférence de hoofdvariëteit werd. De aardbeiteelt verschoof geleidelijk naar de streek van Hoogstraten. Een omslag deed zich voor in de kersenteelt toen deze in de jaren 1990 ook op laagstam mogelijk bleek.
Voor de pluk en de aanvoer van fruit werd overgeschakeld op palloxen. De bewaring kende een belangrijke verbetering met de Ultra Low Oxygen of ‘ULO’ techniek waarbij het fruit via het verlagen van het zuurstofgehalte in een vorm van winterslaap gebracht wordt waardoor het minder snel rijpt. Met deze techniek werd het mogelijk om appelen en peren van bij ons het jaar door aan te bieden. De capaciteit van de installaties voor sorteren werd groter en het fruit werd gewassen in een waterbad voor het gesorteerd werd. Computers met camera’s lieten een betere sortering toe.

Fruitverwerking was ook in de na-oorlogse periode opgekomen. De stroopfabrieken eerst, later ook fabrieken voor confituur en fruitsappen en cider: Confilux-Matterne en de Trudofabrieken. Ze bestaan niet meer.
Fruit plukken gebeurde traditioneel door mensen uit de omgeving, vrouwen en studenten. Deze vijver werd alsmaar kleiner en er kwam een verstrakking tegen zwartwerk in de sector met echte razzia’s. De fruitteelt zocht zijn heil in de inzet van vreemde arbeidskrachten: eerst Sikhs, dan Polen.
De fruitteelt in de 21e eeuw en vandaag
Met de Jonagold en de Conférence beleefde de fruitteelt aan het begin van deze eeuw weer een bloeitijd.
Fruit bleef een natuurproduct. Gewasbescherming was daarom belangrijk maar op den duur was ze te ver gegaan. De wetenschappelijke begeleiding zorgde voor de invoering van geïntegreerde teelt waarbij het gebruik van chemische middelen meer specifiek ingezet en verminderd werd. Biologische bestrijdingsmethoden kwamen zich bij de mogelijkheden voegen om de schadelijke insecten te bestrijden terwijl de nuttige insecten gespaard worden. Een nieuwigheid was de feromoonverwarring waarbij de mannelijke insecten de vrouwelijke insecten minder gemakkelijk vinden. Europa liet het gebruik van alsmaar minder spuitmiddelen toe.
Er bleven op het vlak van de bescherming van het gewas problemen opduiken waardoor voortdurende waakzaamheid geboden is. Zo was er het gevaar van het bacterievuur of in de volksmond het ‘perevuur’, het ‘Little Cherry Virus’, de Aziatische fruitvlieg. Wetenschappelijke begeleiding is onontbeerlijk geworden in de moderne fruitteelt. Het Proefcentrum voor de Fruiteelt of PC Fruit groeide in Velm uit het Opzoekingsstation van Gorsen en het Demonstratiebedijf voor Kleinfruit in Tongeren.

In de plantages ging de mechanisatie verder met de invoering van snoei- en plukplatformen. Dezen werden ook gebruikt voor het opbinden van hagelnetten die ingang vonden. Voordien waren er hagelkanonnen die volgens de wetenschap niet werkzaam zijn en was er de toevlucht tot verzekeringen tegen hagelschade. De moeilijkheid om arbeidskrachten te vinden dwingt om te zoeken naar manieren om de efficiëntie verder op te voeren vooral bij de pluk. Er zijn thans onderzoeksprojecten lopende naar onbemande teelthandelingen in de plantage.
Het verlies van de afzetmarkt in Rusland na 2014 trof de perensector hard. Ondanks nieuwe rassen ondervonden de appelen meer en meer concurrentie vanuit Polen dat was toegetreden tot de Europese Unie, zodat de appelteelt danig is ingekrompen. De aardbeiteelt was in onze streken over zijn hoogtepunt zoals de kriekenteelt eerder. De kersenteelt kende een investeringsgolf en een nieuwe bloei. De rassenvernieuwing was niet alleen aan de orde bij de appelen (Kanzi, schurftresistente rassen voor de bioteelt) maar ook bij de peren waar een gekleurde bewaarpeer (Sweet Sensation) en een echt rode peer (Modoc) werden ontwikkeld. Diversificatie naar wijnbouw en een vernieuwde belangstelling voor pruimen, nu ook op laagstam, zijn hedendaagse trends.
De verkoop van het fruit op de veilingen noopte niet meer tot het fysiek samenbrengen van het aanbod op de veilingvloer. De veilingen kenden een verminderde interesse doordat grote fruitbedrijven zelf voor bewaring en verpakking gingen instaan. De activa van Veiling Haspengouw werden overgenomen door de BFV (de vroegere Fruitcentrale) en later volgde de integratie binnen de conglomeratie van groenten- en fruitveilingen BelOrta.
De behoefte aan arbeidskrachten lokte Roemenen, Bulgaren en Oekraïners.

Een nevenproduct van de fruiteelt is het bloesemtoerisme, vooral tot ontwikkeling gekomen na de TV-uitzending ‘Katarakt’.

Fedaar
In de Truineer wordt het volgende vermeld: “Destijds groeiden de inwoners van onze stad op met Fedaar, oftewel het vilbeluik Smets-Usé. Alleszins een heel nuttig bedrijf, maar door velen in de buurt ook verwenst. Willen of niet, je neus moest aan de geur gewoon worden, zeker bij warm weer. Intussen zijn we het kwijt, of zijn we ervan verlost. Maar dat neemt niet weg dat Fedaar onlosmakelijk verbonden blijft met Sint-Truiden en zijn geschiedenis.”
Vandaag kennen we niet meer zulk een stankprobleem. In Tienen hebben ze nog de geur van de suikerfabriek. In Sint-Truiden hebben we nu soms milde geurhinder van Farmfrites en soms de zoete geur van wafelbakkerij Heidevink.
In de buurt, de wijk Sint-Pieter en de Kwadensteenweg, was de stank soms niet te harden. Bij warm weer hing er ook een ondraaglijke stank in het centrum. Het bedrijf Smets-Usé loosde afvalwater in de Cicindriabeek die dwars door het centrum loopt. Smets-Usé legde in het voorjaar van 1995 de boeken neer en zo kwam een einde aan de stankhinder, maar ook aan de tewerkstelling van 75 werknemers.
Smets-Usé was een vilbeluik. Dit is een inrichting waar dode dieren en dierlijke resten worden verwerkt en vernietigd. Het gaat om dode huisdieren, boerderijdieren en slachtafval. Vilbeluiken ontstonden uit de noodzaak om slachtafval en kadavers van vee op een hygiënische manier te verwijderen. Vrachtwagens halen kadavers bij agrarische bedrijven en afval bij slachthuizen op. Deze worden verwerkt tot beendermeel en vet na het onschadelijk maken van ziekteverwekkers. Dat kan niet zonder stank te veroorzaken. Na de stopzetting van Smets-Usé is er nog één vilbeluik in Vlaanderen, namelijk te Denderleeuw, van de groep Rendac die ook in Nederland actief is. Ze handelen in opdracht van de Overheid.
Vanwaar komt de naam Fedaar uit de volksmond van de Truienaren? De eerste uitbater (vóór Smets-Usé) zou een zekere Feodar (met o tussenin) geweest zijn. De naam verbasterde tot Fedaar.

Festiviteiten en evenementen brachten volk op de been
Carnaval in Sintruin, lot de klokke mar luin. De Binken zen op zwier.

Bloesemwijding sinds 1951
In de laatste jaren is het bloesemtoerisme tot ontwikkeling gekomen, met bloesemwandelingen en -fietstochten, vesparoutes en bloesembar.

De autoshow werd lang geleden georganiseerd rond Pasen in de veilinghal aan de Tongersesteenweg. Dit evenement werd terug opgevist en wordt nu georganiseerd samen met de zomerbraderie.

De laatste vliegmeeting was in 1996
Om de zeven jaar zijn er Trudofeesten ter ere van de stichter van de stad. Vroeger was een stoet de gewoonte. Bij de vorige versie was er een spektakel op de Grote Markt. Het regende pijpenstelen.
de fruitoogstfeesten

STVV: in 2024 al 100 jaar voetbal, volk en vuur

Veiling Haspengouw, Veiling Borgloon en de Belgische Fruitveiling organiseerden sinds het einde van de jaren 1940 elk jaar hun kerstveiling. Elke veiling nam een weekend voor zijn rekening en organiseerde een tentoonstelling van het beste fruit. Er waren ook stands van toeleveringsbedrijven voor de fruitteelt.

Gastarbeiders in de fruitteelt
Voordien deden fruittelers vaak beroep op huisvrouwen en studenten om een handje bij te steken in de drukke oogstperiodes. De beschikbaarheid en de bereidheid van deze groepen nam af. Er waren in die periode ook de beruchte razzia’s tegen zwartwerk. Deze twee factoren maakten dat de fruitteelt niet meer in dezelfde mate als voorheen kon rekenen op deze arbeidskrachten. En dus was hulp uit het buitenland welkom.
In de jaren 1970 en 1980 waren er hevige onlusten in de Indiase regio Punjab waar de Sikhs leven. Dit heeft waarschijnlijk meegespeeld dat in die periode veel Sikhs naar hier gekomen zijn om te komen werken in de fruitteelt. Zij vormden de eerste immigratiegolf in onze streek.
Hiernaast de Sikh tempel in Amritsar, de heilige stad van de Sikhs in de Punjab

De Sikh gemeenschap in Sint-Truiden en omstreken heeft zich sindsdien ontwikkeld. In 2021 werd hun tempel aan de Diestersteenweg in gebruik genomen die hun tempel in Halmaal verving.
Jaarlijks viert de Sikh-gemeenschap het feest Nagar Kirtam.

De Polen vormden de tweede golf van vreemde werkkrachten in de fruitteelt. Deze golf kwam goed op gang toen Polen in 2004 lid werd van de Europese Unie. De Polen bleven hier niet permanent. Zij kwamen aanvankelijk voor het seizoen en keerden dan terug huiswaarts. Het seizoen werd almaar langer. Ze bleven niet alleen voor het oogstseizoen van kersen tot appelen maar ook voor de sortering.
In deze periode werd het thema van de huisvesting van gastarbeiders in de fruitteelt aan de orde gesteld. Verschillende oplossingen zagen het licht. Op vele fruitbedrijven werd huisvesting voor de gastarbeiders georganiseerd. Het grootste bouwproject in dit verband werd gepleegd in open gebied in Brustem: een hotel voor gastarbeiders.
De Polen leerden hier de moderne fruitteelt kennen. Ze namen hun kennis mee naar huis en op termijn bouwden ze een moderne fruitteelt in eigen land, vooral in de streek van Lublin. Ze vormden op den duur een geduchte concurrentie voor onze appelteelt, en ze hebben ook onze Jonagold naar Polen overgebracht. Vandaag is Polen een grote producent en een stevige concurrent voor onze appelen in Europa.
Na de Polen kwamen de Roemenen, Bulgaren, Moldaviërs en Oekraïners. De invasie van Rusland in Oekraïne had als gevolg dat de mannelijke Oekraïners niet meer kwamen.
Vandaag en morgen
vandaag tests met zelfrijdende race-auto's